Inwendige vertanding

14.04.2025

Bij de trappenhuistoren van het rijksmonumentale gebouw 't Klooster op het terrein van het Koninklijke Instituut van de Marine (KIM) in Den Helder hebben wij van Muurpathologie in maart en april 2025 inhoudelijk bijgedragen aan het herstellen van schade die is ontstaan na een eerdere restauratie.

Als gevolg van lekkage was het bovenste gedeelte van de trappenhuistoren ooit voorzien van een waterafstotende oppervlaktebehandeling. Vervolgens kon via het dak en de op de gevels geplaatste kunststeen nog steeds water in de muur dringen, maar er niet meer uitkomen. Dit heeft geleid tot afschilferingen van de baksteen tot op een dikte van 1-1,5 cm.

De term schilfer verwijst gewoonlijk weliswaar naar iets kleins en duns, maar als je eronder staat en zo'n schilfer op je hoofd krijgt, doet het toch even zeer. De reparatie vond dus met name plaats om veiligheidsoverwegingen. Al in 2021/22 mochten wij de oorzaak van de schade onderzoeken.

't Klooster is omstreeks 1946 in de stijl van de Delftse School gebouwd. Het monument staat op het noordoostelijke compartiment van het complex Rijkswerf Willemsoord.

Na ernstige beschadiging in WOII door bominslag werd op de fundamenten van een voormalig hospitaal een qua volume vergelijkbaar gebouw opgetrokken dat dienst deed als lesgebouw. Vanwege zijn carré-vormige binnenplaats met omgang wordt het gebouw ook " 't Klooster" genoemd. Het gaat om een vrijwel vierkant ontworpen grondplan rond de carrévormige binnenplaats.


Vier weken geleden was het eindelijk zo ver. Er werden steigers om de toren gezet. Maar wat staat er nu in het bestek?

Metselwerk van het beschadigde oppervlak halfsteens tot steens demonteren en vervangen door de hiervoor door steenbakkerij Zilverschoon Randwijk op maat gebakken restauratiebaksteen en die door middel van inwendige vertanding verankeren met de bestaande muur.

Echt waar! En dit alles zonder spouwankers!

Restaurateur Sam Leijen heeft hier zijn uiterste best voor gedaan. Voordat de bakstenen in de muur mochten, werd nog even een kwaliteitscontrole uitgevoerd. Bovendien moest de metsel- en voegmortel passen bij het bestaande werk. Hier kwamen drie verschillende mortels tevoorschijn: steenkalkmortel, mortel met een grote hoeveelheid mergelachtige klei en bijna zwarte hoogovenslakcementmortel. Alle drie getuigen van een periode waarin grondstoffen voor de bouw schaars waren.

Plaatselijk herstel is altijd een uitdaging. Hierbij komt de vraag kijken op of de ingreep achteraf wel of niet zichtbaar zal zijn. Het is belangrijk dat de klant tevreden is met het resultaat. Maar het belang van de uitstraling van het monument staat voorop.

Dat er bij middeleeuwse vestigingen na 600 - 1000 jaar geschiedenis een aantal ingrepen zichtbaar mogen zijn, begrijp iedereen. Maar hoe staat het ervoor bij zo'n jong monument uit 1946?

De mortels zijn ter plekke volgens receptuur aangemaakt en van verschillende hoeveelheden pigmenten voorzien. Vervolgens zijn proefvakken gezet en beoordeeld.

Het metselwerk is achteraf nog kunstmatig vervuild. Ten slotte is de ingreep toch zichtbaar. Een beetje vervuiling mag er nog best bij. Maar hoe gaat dat dan, als wij alleen nog maar elektrisch rijden en er geen verbrandingsmotor of stoomschip meer vervuilende rookgassen de atmosfeer in blaast? Het vakmanschap van de restaurateur en de technische expertise van Muurpathologie gaan hierbij hand-in-hand.