"Spaarndam I" Amsterdam

Adviesopdracht

Aanvullend onderzoek en advies metselwerkherstel, nazien materiaalonderzoek en verwerking/interpretatie van de resultaten, nazien restauratieplan, beantwoorden uitgewerkte vraagstelling aangaande de materiaaleigenschappen van de geveltypes, interpretatie aanvullend materiaalonderzoek in samenwerking met architect.

Opdrachtgever: Woningstichting Eigen Haard

Directie: Woningstichting Eigen Haard

Plan van aanpak: Archivolt Architecten

Uitvoering: Gereed

Status: Adviesmodule I gereed.

Historie

Het woningencomplex aan het Spaarndammerplantsoen is een van de eerste blokken die de woningbouwvereniging Eigen Haard in deze buurt aan het begin van de 20e eeuw heeft laten bouwen. Daarom staat het gebouw tegenwoordig nog bekend als “Spaarndam I”.

De woningwet uit 1905 en de daarmee gepaard gaande opkomst van de volkshuisvesting leidde tot een bloeiperiode van sociale woningbouw met meer licht, ruimte en lucht. “Spaarndam I” is een van de eerste woningbouwcomplexen die op basis van deze nieuwe visie op woningen werd gerealiseerd.


Architectuur

Aan het uiterlijk van de woningbouwcomplexen werd veel aandacht besteed. Zo is het woningencomplex ontworpen door architect M. de Klerk in de voor deze tijd typische stijl van de Amsterdamse School. Het complex is in drie successievelijke bouwfasen gebouwd. Het complex behoort tot het ensemble van woningbouwcomplexen in de Spaarndammerbuurt en kan beschouwd worden als een belangrijk en bijzonder voorbeeld van de Amsterdamse School. Het gebouw bevat 48 woningen.


Uitdaging

Voorafgaand aan de restauratie heeft onderzoek aangetoond dat niet alle gevels massief zijn opgemetseld, maar dat in sommige ervan een ‘spouw-achtige’ holle ruimte met diverse manieren van isolatie aangetroffen wordt. Het woningcomplex is in de jaren 70 van de vorige eeuw een keer conform de toenmalige kennisstand, wet- en regelgeving gerestaureerd, waarbij niet op alle fronten voor een optimale materiaaltoepassing en werkwijze is gekozen.

Zo is sprake van restauratieschade afkomstig van de ingreep uit de jaren 70. Bovendien is de aanwezigheid van een hydrofobeerlaag geconstateerd. Ook aan de binnenzijde zijn op sommige gevels verouderde waterkerende maatregels ontdekt (teer-asbestisolatie), wat het vermoeden doet rijzen dat het gevelmetselwerk al omstreeks 1975 enorm belast was met vocht.

Omdat men in de monumentenzorg vaak terughoudend is met restauratie-ingrepen bestond twijfel over de aanpak van een van de geveltypes tijdens de aanstaande restauratie. Steekproefsgewijs is bij enkele gevelsecties gedurende de laatste vier jaar het vochtgehalte vastgesteld. Voor dit geveltype moest echter aanvullend onderzoek uitgevoerd worden, en een inschatting van het vochtgehalte ten opzichte van de “kritische” waarde gemaakt worden.

Er zijn aanvullend en systematisch monsters genomen van de genoemde gevel, die op vochtgehalte zijn onderzocht. Hierbij ging het om het beantwoorden van de vraag of en in hoeverre de gevel belast is met vocht, wat de drogingscapaciteit is en hoe dit geveltype gerestaureerd zal moeten worden.

Bij dit project hebben wij voor de opdrachtgever aanvullend advies uitgebracht om de technische noodzaak van de gevelrestauratie  te onderbouwen.